Belanghebbende, X, is eigenaar van twee horecapanden in Vlissingen. De heffingsambtenaar van de gemeente legt X twee aanslagen BIZ-bijdrage van elk € 350 op. X is het niet eens met de aanslagen. Hij voert aan dat de draagvlakmeting bewust in een beperkt gebied gehouden is, omdat bij een eerdere peiling over een groter gebied gebleken is dat geen meerderheid voor invoering van de BIZ te vinden was.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant acht de BIZ-verordening van de gemeente Vlissingen verbindend. De gemeente heeft de draagvlakmeting juist en correct uitgevoerd, aldus de rechtbank die opmerkt dat een draagvlakmeting iets anders is dan de (voorafgaande) peiling. Omdat de tekst van de verordening overeenkomt met de wettekst en vanwege het feit dat dit in samenhang met de uitvoeringsovereenkomst en de verplichting van jaarlijkse verantwoording is, is de rechtbank verder van oordeel dat de verordening op dit punt voldoende concreet is. Dat de verordening niet de subsidievoorwaarden vermeldt, is niet fataal, nu art. 7 van de Experimentenwet BI-zones dit niet eist en dat voor de subsidievoorwaarden kan worden verwezen naar de algemene subsidieverordeningen. Volgens de rechtbank is in de uitvoeringsovereenkomst een correcte afdwingbepaling opgenomen. Verder verwerpt de rechtbank de stelling van X dat het gebied dermate ruim gekozen is dat X en andere ondernemers niet gebaat zijn bij de BIZ-bijdrage. De rechtbank overweegt hierbij nog dat het karakter van de belastingheffing niet met zich meebrengt dat elke bijdrageplichtige precies datgene terugkrijgt wat hij heeft afgedragen. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 24 september