Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende in strijd met doel en strekking van de Wet IB 2001 heeft gehandeld.

Belanghebbende (X) past een erfpachtconstructie toe met zijn eigen woning. Hierbij verkoopt hij de onroerende zaak aan B bv en geeft B bv een erfpachtrecht en een opstalrecht uit aan belanghebbende. Vervolgens wordt door belanghebbende tien jaar lang een hoge vaste canon betaald, die daarna met 80% daalt. Belanghebbende brengt de erfpachtcanon in mindering op zijn inkomen uit werk en woning. De opbrengst van de verkoop van de grond investeert belanghebbende in onroerende zaken en effecten. De inspecteur staat aftrek van de erfpachtcanon niet toe.

Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende in strijd met doel en strekking van de Wet IB 2001 heeft gehandeld. Volgens de rechtbank is belanghebbende het samenstel van rechtshandelingen namelijk alleen aangegaan met als doel belastingheffing te verijdelen. De overeenkomst die tussen belanghebbende en B bv is gesloten, moet volgens de rechtbank worden aangemerkt als een overeenkomst van geldlening ten behoeve van consumptieve doeleinden. De rechtbank merkt vervolgens de koopsom aan als lening aan belanghebbende en de canons als rentebetalingen. De inspecteur heeft de aangifte dan ook terecht gecorrigeerd volgens de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

3

Gerelateerde artikelen