Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank het bezwaar van X tegen de eigen aangifte afvalstoffenbelasting ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Belanghebbende, X, is houdster van een inrichting tot het verwerken van afvalstoffen. Zij doet op 30 januari 2012 aangifte afvalstoffenbelasting over het tijdvak december 2011. De aangifte, die bij de Belastingdienst binnenkomt op 7 februari 2012, betreft een verzoek om teruggaaf van afvalstoffenbelasting tot een bedrag van € 79.906. Bij beschikking van 29 februari 2012 verleent de Belastingdienst de gevraagde teruggaaf. Op 7 maart 2012 maakt X bezwaar tegen de eigen aangifte.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank het bezwaar van X tegen de eigen aangifte afvalstoffenbelasting ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat voor een verzoek om teruggaaf een termijn geldt van één maand. Het hof oordeelt dat de wet hierover niet duidelijk is en beslist dat het verzoek binnen een redelijke termijn na het einde van het tijdvak moet worden gedaan. In dit geval is het verzoek op 7 februari 2012 ingediend, dit is volgens het hof binnen een redelijke termijn na 31 december 2011. Het bezwaar is vervolgens tijdig ingediend, en dus ontvankelijk. Vervolgens oordeelt het hof dat X op grond van de overgangsregeling ter zake van de per 1 januari 2012 afgeschafte afvalstoffenbelasting geen recht heeft op teruggaaf van afvalstoffenbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet belastingen op milieugrondslag 27

Wet belastingen op milieugrondslag 89

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Milieuheffingen

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 21 maart

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen