X is op 1 januari 2018 eigenaar van een woonzorgcentrum. Op 12 december 2018 wordt het pand in verhuurde staat verkocht voor € 4.285.000 en een dag later doorverkocht voor € 4.973.357. In geschil is de WOZ-waarde op waardepeildatum 1 januari 2017. De heffingsambtenaar heeft deze waarde vastgesteld op € 5.135.000.
Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van het woonzorgcentrum hoger ligt dan de ongeveer twee jaar na de waardepeildatum gerealiseerde verkoopprijs. Zijn stelling dat de eigen verkoopprijs niet bruikbaar is vanwege een sale-and-lease-backconstructie heeft de heffingsambtenaar onvoldoende bewezen. Dat het transactiecijfer is beïnvloed door het lopende huurcontract, zoals X stelt, acht de rechtbank evenmin aannemelijk. De eigen verkoopprijs moet nog wel worden gecorrigeerd voor het tijdsverloop tussen peildatum en verkoopdatum. De rechtbank stelt de WOZ-waarde schattenderwijs vast op € 4.600.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Midden-Nederland
Editie: 15 mei