X doet op 15 april 2011 BPM-aangifte voor een personenauto voor een bedrag van € 1272. Met dagtekening 29 april 2011 legt de inspecteur aan X een naheffingsaanslag BPM op omdat volgens hem de verschuldigde belasting € 4140 bedraagt.
Rechtbank Den Haag vernietigt de aan X opgelegde naheffingsaanslag BPM aangezien deze aanslag is opgelegd voordat het kenteken op naam van X was gesteld. De rechtbank overweegt dat naheffing op grond van art. 20 AWR in het voorliggende geval alleen kan plaatsvinden wanneer de belasting die ter zake van de registratie van de auto was verschuldigd en betaald had moeten worden, niet is voldaan. Dat deze grond voor naheffing zich voordoet kan pas worden vastgesteld op het moment dat de registratie van de auto heeft plaatsgevonden (Hof 's-Gravenhage, 13 januari 2012, BK 11/00220, V-N 2012/54.4).
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 18 juni