Belanghebbende, X, heeft het recht van erfpacht van een aantal percelen in de Waddenzee die kwalificeren als natuurterreinen als bedoeld in art. 116 onderdeel c Waterschapswet. Zij stelt dat de aanslag watersysteemheffing moet worden vernietigd, omdat de heffingsambtenaar niet bevoegd is tot watersysteemheffing ten laste van de onderhavige percelen en de verordening onverbindend is. X voert daartoe aan dat, hoewel de percelen behoren tot het gebied van het Wetterskip Fryslân, vanwege het feit dat het beheer daarvan berust bij Rijkswaterstaat, het Wetterskip Fryslân niet de waterstaatkundige verzorging van de percelen ten doel of als taak kan hebben. Als gevolg daarvan heeft het Wetterskip Fryslân geen belang bij enige watersysteemzorgtaak-uitoefening bij de percelen, waardoor de watersysteemheffing ten laste van de percelen tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing leidt, die de wetgever niet kan hebben gewild.
Rechtbank Noord-Nederland is van oordeel dat de Verordening op de watersysteemheffing Wetterskip Fryslân 2014 niet in strijd is met de kennelijke bedoeling van de (formele) wetgever. De rechtbank verwerpt het standpunt van X dat er sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing ten aanzien van de percelen, die de (formele) wetgever niet voor ogen kan hebben gehad, omdat de beheerstaak daarvan bij Rijkswaterstaat berust. De rechtbank baseert zich daarbij op de toelichtingen op de Verordening en de Kostentoedelingsverordening en de parlementaire geschiedenis. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 17 maart