Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslagen rioolheffing en zuiveringsheffing terecht zijn opgelegd aan X als eigenaar van de woning in plaats van aan de exploitant van het park.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een woning die hij verhuurt aan een derde. De woning staat met een aantal soortgelijke woningen op een terrein. De woning wordt gebruikt voor de huisvesting van buitenlandse werknemers. Volgens X hadden de aanslagen zuiveringsheffing en rioolheffing niet aan hem mogen worden opgelegd, omdat (i) er sprake is van een recreatieterrein, (ii) het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden en (iii) hij geen gebruiker is van de woning. Met betrekking tot de aanslagen zuiveringsheffing stelt X verder dat er sprake is van een woonruimte (in plaats van een bedrijfsruimte), één van de aanslagen niet binnen de driejaarstermijn is opgelegd en de ingenomen hoeveelheid water van een bepaald kalenderjaar, zoals door de heffingsambtenaar is herleid, onjuist is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslagen rioolheffing en zuiveringsheffing terecht zijn opgelegd aan X als eigenaar van de woning in plaats van aan de exploitant van het park. De woning die wordt bewoond door buitenlandse arbeidskrachten is voor de zuiveringsheffing geen ‘woonruimte' maar een ‘bedrijfsruimte'. Verder oordeelt de rechtbank dat de aanslag zuiveringsheffing 2012 tijdig is opgelegd op 31 december 2015. Het beroep van X is enkel gegrond omdat de heffingsambtenaar de hoeveelheid water voor het kalenderjaar 2012 voor de zuiveringsheffing niet op de juiste wijze heeft herleid uit het waterverbruik van X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 122d

Gemeentewet 228a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 17 augustus

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen