Rechtbank Noord-Holland stelt vast dat X in zijn IB-aangifte een overdrachtsprijs van € 1.553.881 heeft verantwoord en ontleent daaraan voorshands het vermoeden dat deze overdrachtsprijs juist is. Volgens de rechtbank slaagt X er niet in dit vermoeden te ontzenuwen.

In zijn IB-aangifte 2012 geeft X ab-inkomen aan in verband met de vervreemding van aandelen en lidmaatschapsrechten. Hij geeft daarbij een overdrachtsprijs aan van € 1.553.881 en een verkrijgingsprijs van € 1.276.884. Verder geeft hij ook reguliere voordelen uit ab aan ter hoogte van € 793.971. De inspecteur volgt de aangifte. X stelt vervolgens dat de overdrachtsprijs op nihil moet worden gesteld en dat de verkrijgingsprijs € 4.327.188 bedraagt.

Rechtbank Noord-Holland stelt vast dat X in zijn IB-aangifte een overdrachtsprijs van € 1.553.881 heeft verantwoord en ontleent daaraan voorshands het vermoeden dat deze overdrachtsprijs juist is. Volgens de rechtbank slaagt X er niet in dit vermoeden te ontzenuwen. Uit de stukken die X overlegt, leidt de rechtbank af dat wel degelijk een overdrachtsprijs is overeengekomen en dat de aandelen niet om niet zijn overgedragen. Ook maakt X de door hem voorgestane verkrijgingsprijs niet aannemelijk. X komt wel met allerlei berekeningen, maar de rechtbank wijst er op dat deze berekeningen niet zijn onderbouwd met akten, dividendnota’s of andere juridische bewijsstukken. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.19

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 30 augustus

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen