Rechtbank Den Haag oordeelt dat de correctie van de afschrijving te fors is. De rechtbank gaat bij het vaststellen van de waarde van het pand namelijk uit van de door de inspecteur genoemde externe huurwaarde van € 40.000.

A, de echtgenoot van belanghebbende, X, verhuurt sinds 2007 een pand aan zijn bv. In haar IB-aangifte 2009 schrijft X af op het pand en waardeert zij het pand af met € 106.650. X gaat daarbij uit van een waarde van het pand van € 545.000. De inspecteur is echter van mening dat het pand € 366.210 waard is, en corrigeert de afschrijving met € 12.130. Tevens accepteert de inspecteur de afwaardering niet.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat het pand € 545.000 waard is. De inspecteur maakt de door hem verdedigde waarde echter ook niet aannemelijk, volgens de rechtbank. De rechtbank volgt de door de inspecteur genoemde externe huurwaarde van € 40.000 en komt zo uit op een waarde van € 512.098. De correctie van de inspecteur is dan te hoog volgens de rechtbank. Ten aanzien van de afwaardering overweegt de rechtbank dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich in de periode 2007 - 2009 omstandigheden hebben voorgedaan die hebben geleid tot een lagere bedrijfswaarde. Op het punt van de afwaardering is het gelijk dan aan de inspecteur.

Lees ook het thema Afwaardering van bedrijfsmiddelen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 19 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen