In 1992 zet belanghebbende, X, de onderneming van zijn ouders voort via inbreng van de aandelen van de werkbv in zijn holding. In 2014 verkoopt de holding haar aandeel in de onderneming voor € 17,4 mln. In verband met diverse dubieuze transacties door de holding trekt de huisbankier, de ING, aan de bel. De ING geeft te kennen dat wordt overwogen om de bancaire relatie te beëindigen. Mede op aandringen van de ING wordt vervolgens een Stak ingesteld en worden alle aandelen in de holding gecertificeerd. X treedt daarbij af als bestuurder. Ook wordt overeengekomen dat de certificaten niet op verzoek van X voor royering vatbaar zijn. In 2019 wordt X onder curatele gesteld na een daartoe door zijn kinderen ingediend verzoek. In 2020 wordt de onder curatele stelling vernietigd en vordert X om de aandelen in de holding weer aan hem over te dragen en intrekking door de Stak van de certificaten van deze aandelen.
De voorzieningenrechter van Rechtbank Den Haag oordeelt dat voldoende aannemelijk is dat de gronden voor de certificering nog steeds aanwezig zijn. De Stak hoeft dan ook niet mee te werken aan decertificering van de aandelen in de holding. De rechtbank overweegt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de certificering als tijdelijke maatregel is bedoeld. Ook blijkt uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting dat niet alleen de ING zich in 2017 zorgen maakte over de gesteldheid van X. Ook anderen die nauw contact hadden met X en hem goed kenden hadden zorgen over zijn gedrag, waaronder de bestuurders, die allemaal al lange tijd zakelijk en/of privé bij X betrokken waren. De rechtbank wijst de vorderingen van X af.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal ondernemingsrecht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 6 april