De inspecteur legt X ambtshalve een aanslag IB/PVV 2007 op met boete nadat X verzuimd heeft tijdig aangifte te doen. X maakt bezwaar tegen de aanslag en boete. In beroep is in geschil of de inspecteur het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de voortijdige indiening van het bezwaar door X niet aan de ontvankelijkheid in de weg staat. De rechtbank besluit echter de zaak, nu belanghebbende niet ter zitting van de rechtbank is verschenen en in de bezwaarfase desgevraagd geen nadere informatie aan de inspecteur had verstrekt, niet terug te wijzen en handhaaft de aanslag, de beschikking heffingsrente en de boete.
Hof Amsterdam (MK III, 22 februari 2012, 10/00696) verenigt zich met de conclusie van de inspecteur dat het bezwaar ten onrechte wegens het ontbreken van de gronden niet-ontvankelijk is verklaard. Het hof overweegt dat uit het bezwaarschrift duidelijk is af te leiden dat X de aanslag te hoog vond. Een verdere motivering is voor de ontvankelijkheid niet vereist, aldus het hof. Overeenkomstig de wens van partijen besluit het hof de zaak terug te wijzen naar de inspecteur om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond maar ziet af van een proceskostenvergoeding, omdat X pas in hoger beroep op de zitting is verschenen en meer openheid van zaken heeft gegeven. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:72
Algemene wet bestuursrecht 6:10