Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de gemeente ten onrechte een legesaanslag heeft opgelegd aan X na het opzeggen van de ligplaats.

X beschikt over een ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig in de gemeente Haarlem. Op 30 juni 2019 zegt hij deze vergunning op. Op 3 juli 2019 ontvangt hij een aanslagbiljet met twee aanslagen: een aanslag havengeld van € 241 voor de eerste twee kwartalen van 2019 en een aanslag leges van € 19,70 wegens het opzeggen van de ligplaats. In geschil is de legesaanslag.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de gemeente ten onrechte een legesaanslag heeft opgelegd aan X na het opzeggen van de ligplaats. Uit de tekst van de legesverordening in combinatie met de toelichting op de website van de gemeente maakt de rechtbank op dat de leges waar het om gaat alleen verschuldigd zijn als de opzegging van de ligplaatsvergunning wordt gevolgd door (een verzoek om) restitutie van havengeld. Het is volgens de rechtbank dus niet zo dat het enkel opzeggen van de ligplaatsvergunning al leidt tot legesplicht. Omdat restitutie van havengeld hier niet aan de orde is, is de aanslag ten onrechte aan X opgelegd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 3 juni

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen