De Hoge Raad oordeelt dat een rechter geen nadere motivering hoeft te geven als hij besluit om voor de proceskostenvergoeding een lagere wegingsfactor dan 1 toe te passen.
X is het niet eens met een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar van X kennelijk niet-ontvankelijk. Hof Amsterdam verklaart (overeenkomstig het verzoek van de heffingsambtenaar) het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en wijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar. Het hof kent een PKV toe op basis van een wegingsfactor 0,25 (zeer lichte zaak) en tegen die laatste beslissing komt X op in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat een rechter geen nadere motivering hoeft te geven als hij besluit om voor de proceskostenvergoeding een lagere wegingsfactor dan 1 toe te passen. Uit het arrest HR 23 september 2011, V-N 2011/47.4 kan niet de conclusie worden verbonden dat de wegingsfactor uitsluitend kan worden bepaald aan de hand van de “bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener”. De Hoge Raad legt uit dat blijkens de in onderdeel 3.3 van dat arrest aangehaalde toelichting op het BPB dit gewicht tevens wordt bepaald door “het – al dan niet in geld uit te drukken – belang” dat met het aanwenden van het rechtsmiddel was gemoeid. Hieruit volgt dat de vaststelling van een gewichtscategorie, berust op waarderingen van feitelijke aard. De beslissing van het hof over de wegingsfactor is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 12 september