X is minderjarig en wordt verdacht van het illegaal hebben van professioneel vuurwerk. Een raadsheer die vanwege een COVID-19 quarantaine niet aanwezig kan zijn, neemt toch deel aan de zitting bij Hof Den Haag via een online verbinding. De verdediging en het OM stemmen hiermee in. Het hof spreekt X vrij, het OM stelt geen rechtsmiddelen in. Procureur-generaal Silvis stelt cassatie in het belang der wet in. De P-G vraagt de Hoge Raad zich uit te spreken over de vraag of een van de rechters of raadsheren in een strafzaak aan de berechting kan deelnemen zonder zelf in de zittingszaal aanwezig te zijn.

De Hoge Raad oordeelt dat een strafzitting mag worden gehouden terwijl een van de rechters zich in quarantaine bevindt wegens de coronamaatregelen en deze rechter wel via een tweezijdig elektronisch medium met de rechters en de procespartijen in de zittingszaal kan communiceren.

De Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid voorziet hier niet expliciet in, maar de Hoge Raad acht de werkwijze niet zonder meer in strijd met het Wetboek van Strafvordering of de Tijdelijke wet COVID-19. Ook is er in beginsel geen strijd met het belang van openbaarheid. Wel oordeelt de Hoge Raad dat de deelname buiten de fysieke zitting beperkt moet blijven tot één van de rechters, niet zijnde de voorzitter. In zaken van een enkelvoudige strafkamer is de werkwerkwijze dus niet toegestaan. Als tijdens de behandeling van de zaak blijkt dat de communicatie niet goed verloopt, dan kan de zitting alsnog worden uitgesteld. Partijen kunnen geen rechtsmiddelen instellen tegen de beslissing van de voorzitter om een van de rechters via videobellen te laten deelnemen, maar ze kunnen wel vragen om uitstel van de zitting en tegen de beslissing op dat verzoek kunnen partijen wel opkomen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wetboek van Strafvordering 131a