De wrakingskamer van Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een rechter tegelijkertijd raadsheer in de Hoge Raad en rechter-plaatsvervanger in een rechtbank kan zijn.

X dient een wrakingsverzoek in tegen rechter-plaatsvervanger mr. Beukers-van Dooren. X stelt dat de benoeming van deze rechter onrechtmatig is geweest en wijst onder meer op de dubbelrol van de rechter bij deze rechtbank en de Hoge Raad. Op 28 maart 2022 wordt de rechter, vanwege het bereiken van de 70-jarige leeftijd eervol ontslagen met ingang van 1 juni 2022. Vervolgens wordt zij tevens, op basis van de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19, herbenoemd als rechter-plaatsvervanger met datum indiensttreding 1 juni 2022. X stelt dat deze herbenoeming niet rechtsgeldig is omdat op het moment van herbenoeming (28 maart 2022) de gewraakte rechter nog niet in dienst was getreden.

De wrakingskamer van Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een rechter tegelijkertijd raadsheer in de Hoge Raad en rechter-plaatsvervanger in een rechtbank kan zijn. Dit is voor de gewraakte rechter het geval in de periode 18 januari tot 1 juni 2022. De wrakingskamer bevestigt dat de benoeming van de rechter bij koninklijk besluit op 18 januari 2022 rechtsgeldig is en benadrukt het onderscheid tussen benoeming en indiensttreding. Op het moment van herbenoeming was de rechter al benoemd als rechter-plaatsvervanger en voldeed zij aan de eisen van de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 om herbenoemd te worden. Dat de rechter tot 1 juni 2022 ook raadsheer in de Hoge Raad is geweest maakt het voorgaande niet anders. De wrakingskamer wijst het wrakingsverzoek van X af.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:15

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 30 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

525

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen