Belanghebbende, X, is het niet eens met een navorderingsaanslag IB/PVV 2007 die de inspecteur hem heeft opgelegd. De navorderingsaanslag betreft inkomsten uit gastouderschap die X niet heeft opgegeven, maar waarvoor de zoon van X wel toeslag heeft aangevraagd. De inspecteur baseert de navorderingsaanslag op een bestand met gegevens van gastouders. Hof 's-Hertogenbosch vernietigt met toepassing van art. 8:31 Awb de navorderingsaanslag, omdat de inspecteur verzuimt het bestand in het geding te brengen. Door dit verzuim, wordt de inspecteur geacht het bewijs van het bestaan van een nieuw feit niet aannemelijk te hebben gemaakt, aldus het hof.
De Hoge Raad oordeelt dat Hof 's-Hertogenbosch geen toepassing had mogen geven aan het bepaalde in art. 8:31 Awb zonder partijen in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten. Het hof heeft dit wel heeft gedaan, door eerst te overwegen dat het bestand met gegevens van de gastouders behoort tot de op de zaak betrekking hebbende stukken en vervolgens aan het verzuim van de inspecteur om dit bestand te overleggen (met toepassing van art. 8:31 Awb) de conclusie te verbinden dat de inspecteur wordt geacht het bestaan van een nieuw feit niet aannemelijk te hebben gemaakt. De Hoge Raad vernietigt, gelet op het voorgaande, de uitspraak van het hof en verwijst het geding naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor een verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest. Het cassatieberoep van de staatssecretaris is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:31
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16