De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte, ambtshalve, de ontvankelijkheid van het beroep heeft beoordeeld. De Hoge Raad komt hiermee terug op zijn eerdere jurisprudentie.

Q, de zus van belanghebbende, X, overlijdt. In haar testament heeft Q twee van haar zussen, X en C, tot haar enige erfgenamen benoemd. X maakt bezwaar tegen de aan haar opgelegde aanslag erfbelasting. De inspecteur verklaart het bezwaar van X tegen deze aanslag niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank verklaart het bezwaar wel ontvankelijk. Omdat het bezwaarschrift om redenen buiten de macht van X de inspecteur kennelijk niet heeft bereikt, is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hof Arnhem-Leeuwarden beslist, ambtshalve, dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte, ambtshalve, de ontvankelijkheid van het beroep heeft beoordeeld. De Hoge Raad komt hiermee terug op zijn eerdere jurisprudentie (1 april 2005, nr. 40112, V-N 2005/21.10). Volgens de Hoge Raad brengen de artt. 6:7 - 6:9 en 6:11 Awb namelijk niet zonder meer mee dat in een volgende instantie ambtshalve de tijdigheid van het aanwenden van een rechtsmiddel in de vorige instantie opnieuw moet worden beoordeeld. Niet valt in te zien welk zwaarwegend belang gediend kan zijn met ambtshalve beoordeling van die ontvankelijkheid in (hoger) beroep. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:8

Algemene wet bestuursrecht 6:9

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 juli

164

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen