De Hoge Raad oordeelt dat een rechter de proceskostenvergoeding mag matigen als een belanghebbende uitsluitend op een punt van ondergeschikt belang in het gelijk wordt gesteld.

X is het niet eens met een aanslag watersysteemheffing. Hof ’s-Hertogenbosch stelt inhoudelijk het waterschap in het gelijk, maar verklaart het hoger beroep van X gegrond omdat de rechtbank ten onrechte geen beslissing heeft genomen over de wettelijke rente. Het hof past vervolgens een matiging toe op de forfaitaire proceskostenvergoeding van € 1.750 naar € 437,50. Dit gebeurt door de wegingsfactor op grond van art. 2 lid 2 Bpb te verlagen van 1 naar 0,25. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat een rechter de proceskostenvergoeding met toepassing van art. 2 lid 2 Bpb mag matigen als een belanghebbende uitsluitend op een punt van ondergeschikt belang in het gelijk wordt gesteld. Ook voor het overige geven deze oordelen niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen als verweven met waarderingen van feitelijke aard in cassatie niet worden getoetst. Zij zijn ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het cassatieberoep is op dit punt ongegrond. Ook het andere middel van X wordt ongegrond verklaard (art. 81 RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 2

Algemene wet bestuursrecht 4:19

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 18 november

Informatiesoort: VN Vandaag

467

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen