De Hoge Raad oordeelt dat het aan de rechter is en niet aan de wetgever om te voorzien in het rechtstekort dat gepaard gaat met een schending van het EVRM en het EP EVRM als gevolg van het stelsel van heffing in box 3. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 6 juni 2024.
X heeft een aanzienlijk box 3-vermogen. De box 3-heffing over 2018 bedraagt € 15.939. X heeft een woning, vrij van hypotheek, een UWV-uitkering en ontvangt in 2018 een schenking. X tekent bezwaar aan tegen de box 3-heffing. De inspecteur verlaagt uiteindelijk ambtshalve de box 3-heffing op basis van het Besluit rechtsherstel box 3. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de ambtshalve vermindering onvoldoende rechtsherstel biedt, omdat het werkelijke rendement lager is dan het rendement, waarmee rekening is gehouden bij de toepassing van het rechtsherstelbesluit. De staatssecretaris gaat in cassatie. Hij stelt daarbij dat het aan de wetgever is om te voorzien in het rechtstekort dat met een schending van het EVRM gepaard gaat, en dat is gebeurd met de invoering van de Herstelwet.
De Hoge Raad oordeelt dat het aan de rechter is en niet aan de wetgever om te voorzien in het rechtstekort dat gepaard gaat met een schending van het EVRM en het EP EVRM als gevolg van het stelsel van heffing in box 3. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 6 juni 2024 (23/00653, ECLI:NL:HR:2024:705, V-N 2024/28.4). Verder verwerpt de Hoge Raad, wederom onder verwijzing naar het arrest van 6 juni 2024, nog de stelling van de staatssecretaris dat in dit geval geen rechtsherstel in de vorm van een vermindering van de aanslag hoeft plaats te vinden.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 17 juni
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Box 3