X bv vormt met haar dochtervennootschap een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Ultimo 2015 heeft X bv € 449.977 aan voorwaarts te verrekenen verliezen die vanaf het boekjaar 2018 dreigen te verdampen. X bv doet over het jaar 2016 aangifte VPB naar een negatieve winst van € 82.259. De inspecteur legt een aanslag op, conform de aangifte, naar een belastbaar bedrag van nihil en stelt een verliesvaststellingsbeschikking vast naar een verlies van € 82.259. X bv maakt bezwaar en wil in de bezwaarfase haar onroerende zaken alsnog herwaarderen naar de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming en naar de waarde volgens de Wet waardering onroerende zaken. Hierdoor wordt een herwaarderingswinst gerealiseerd van € 621.327. De inspecteur wijst het bezwaar af en stelt zich op het standpunt dat het rechtsmiddel bezwaar niet kan worden gebruikt voor de verhoging van de aanslag en de verlaging van de verliesbeschikking. X bv gaat in beroep en vervolgens in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch bevestigt het standpunt van de inspecteur en het oordeel van de rechtbank. Het oordeel dat de rechtsmiddelen bezwaar en beroep niet kunnen worden ingezet om te komen tot een verhoging van de aanslag VPB en van een verlaging van de verliesbeschikking is juist. Het hoger beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 20b
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 23 maart