Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat onder het begrip 'degene' in art. 40 Inv. 1990 geen rechtspersoon kan worden begrepen. De wettekst ziet namelijk duidelijk alleen op natuurlijke personen.

Belanghebbende, X bv, bezit tot 31 juli 2007 alle aandelen in A bv. Kort daarvoor heeft A bv een verhuurde kantoorvilla verkocht voor € 2,6 mln. De boekwinst is ongeveer € 1 mln. X bv verkoopt op 31 juli 2007 haar aandelen A bv aan een derde. De koopsom van € 869.570 is voldaan door middel van overname van de rekening-courantschuld van X bv ad € 743.048. Voor het overige (€ 126.522) krijgt X bv een vordering op de koper. De liquide middelen van A bv ad € 273.250 zijn op een derdenrekening van de notaris gestort. Na het passeren van de akte van levering is € 126.522 daarvan uitbetaald aan X bv. Dezelfde dag koopt A bv onroerende zaken aan voor € 2,5 mln. Deze onroerende zaken waren dezelfde dag al twee keer eerder voor € 750.000 van eigenaar gewisseld. Voorts rusten er hypotheekrechten en beslagen op die veel hoger zijn dan € 2,5 mln. A bv doet over 2007 geen VPB-aangifte en gaat in 2008 failliet. In geschil is of X bv als vervreemder van de aandelen terecht aansprakelijk is gesteld voor de VPB-schuld van A bv. Volgens Rechtbank Gelderland kan een rechtspersoon ook aansprakelijk kan worden gesteld op grond van art. 40 Inv. 1990. Uit de wetsgeschiedenis kan namelijk niet worden afgeleid dat de wetgever heeft beoogd de aansprakelijkheid te beperken tot natuurlijke personen met een aanmerkelijk belang. X bv gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat onder het begrip 'degene' in art. 40 Inv. 1990 geen rechtspersoon kan worden begrepen. De tekst 'Degene die, al dan niet tezamen met zijn partner en zijn bloedverwanten in de rechte lijn, direct of indirect voor ten minste één derde gedeelte van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is in een vennootschap (…)' ziet namelijk duidelijk alleen op natuurlijke personen. X bv kan als rechtspersoon dus niet aansprakelijk worden gesteld. Ten overvloede wordt overwogen dat de aansprakelijkstelling ook voor het overige niet terecht is. X bv maakt voldoende aannemelijk dat zij ten tijde van de vervreemding niet wist of behoorde te weten dat de koper van de aandelen of een derde, door het entameren van buiten de normale bedrijfsuitoefening liggende handelingen, de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger illusoir zou maken. Het beroep van X bv is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 40

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 3 december

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen