Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat verweerder met het taxatierapport en onderbouwing voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het object niet in hoofdzaak tot woning dient. Daarom is terecht een OZB gebruikersheffing niet-woning opgelegd.

Belanghebbende X bv is gebruiker en eigenaar van het object dat bestaat uit 18 recreatiewoningen, clubhuis/brasserie, twee opslagruimten, twee parkwegen, outdoorspeeltuin, onverhard en verhard parkeerterrein en een golfbaan met drivingrange. In geschil is of het object terecht is aangemerkt als niet-woning en als dit het geval is of er terecht een OZB gebruikersheffing niet-woning is opgelegd en of daarbij een te hoge heffingsgrondslag is gehanteerd.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat verweerder met het taxatierapport en onderbouwing voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het object niet in hoofdzaak tot woning dient. Daarom is terecht een OZB gebruikersheffing niet-woning opgelegd. Uit het arrest van 5 januari 2018 van de Hoge Raad (V-N 2018/4.17) leidt de rechtbank af dat de waarde van de recreatiewoningen met bijbehorende grond niet valt onder de woondelenvrijstelling. De heffingsgrondslag van de OZB gebruiker niet-woning is gelijk aan de WOZ-waarde. De aanslag is op de juiste heffingsgrondslag gebaseerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 6 mei

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen