X bv is gebruiker van een recreatiepark bestaande uit tientallen recreatiewoningen. Het recreatiepark wordt in hoofdzaak gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten. In geschil is de WOZ-waarde 2019 van het recreatiepark en de aanslag OZB.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het recreatiepark van X bv waarin arbeidsmigranten zijn gehuisvest voor de OZB niet aangemerkt kan worden als woning voor de OZB. X bv heeft geen feiten gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat de waarde die op grond van de Wet WOZ voor het recreatiepark is vastgesteld, in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Verder heeft X bv ook niet bewezen dat de heffingsambtenaar de woondelenvrijstelling tot een te laag bedrag heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelt ten slotte dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van het geheel niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de heffingsambtenaar in zijn taxatie nog geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid om het recreatiepark uit te breiden met 96 woningen.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 12 november