Rechtbank Gelderland oordeelt dat recreatiewoningen op een terrein voor verblijfsrecreatie als bedoeld in art. 16 onderdeel e Wet WOZ niet tot woning dienen als bedoeld in de artikelen 220a en 220e van de Gemeentewet omdat permanent wonen daarin niet is toegestaan.

Belanghebbende, X bv, is eigenaar van een recreatiepark in de gemeente Arnhem met een winkel en horecagelegenheden. Het recreatiepark bestaat uit 70 recreatiechalets, 133 recreatiecaravans en 127 jaarplaatsen en 476 plaatsen voor caravans en tenten. Voor het recreatiepark wordt X bv behalve als eigenaar ook als gebruiker aangemerkt, omdat het park door X bv zelf wordt geëxploiteerd.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat recreatiewoningen op een terrein voor verblijfsrecreatie als bedoeld in art. 16 onderdeel e Wet WOZ niet tot woning dienen als bedoeld in de artikelen 220a en 220e van de Gemeentewet omdat permanent wonen daarin niet is toegestaan. De rechtbank overweegt dat de functie van de onroerende zaak bepalend is. Bij verblijf op een recreatiepark staat niet de woonfunctie voorop, maar veeleer de recreatieve functie. Naar spraakgebruik vereisen wonen en tot woning dienen een zekere duurzaamheid en de mogelijkheid om permanent te verblijven. Een recreatiewoning daarentegen is bedoeld voor kort verblijf. De gemeente heeft gelet op het voorgaande terecht aan X bv voor het recreatiepark een aanslag OZB-gebruiker opgelegd. De woondelenvrijstelling is dus ook niet van toepassing. De aanslagen OZB eigenarenbelasting voor het recreatiepark, de winkel en de horeca zijn terecht opgelegd naar het tarief voor niet-woningen. Het beroep van X bv is wel gegrond omdat de gemeente heeft erkend dat de WOZ-waarde voor de horeca te hoog is vastgesteld en de bezwaarkostenvergoeding volgens de rechtbank te laag is bepaald.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 6 oktober

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen