Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X BV geen recht heeft op MIA voor haar investeringen in recreatiewoningen op haar vakantiepark. De recreatiewoningen moeten worden aangemerkt als woonhuizen, waarvoor geen recht op MIA bestaat.

X BV investeert in recreatiewoningen voor haar vakantiepark en claimt voor € 17,7 mln aan MIA. De inspecteur weigert om de MIA toe te kennen voor de recreatiewoningen omdat deze op grond van de Milieulijst 2018 moeten worden aangemerkt als woonhuizen. Wel verleent hij MIA voor investeringen in een facilitair gebouw met utiliteitsfunctie.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X BV geen recht heeft op MIA voor haar investeringen in recreatiewoningen op haar vakantiepark. De recreatiewoningen moeten worden aangemerkt als woonhuizen, waarvoor geen recht op MIA bestaat. Dat er een uitzondering voor woonhuizen is opgenomen in art. 3.45 lid 3 Wet IB 2001 baat X BV ook niet. Deze uitzondering is alleen bedoeld om toepassing van de MIA op investeringen in asbestsanering en zonnepanelen van woonhuizen mogelijk te maken. Het is geen generieke uitzondering. Met betrekking tot de claim van X BV om toepassing van de MIA te verlenen voor haar investeringen in zonnepanelen, warmtepompen, laadpalen, isolatiematerialen, LED-besparingslampen en gebruik van duurzaam geproduceerd hout merkt de rechtbank op dat X BV deze investeringen niet afzonderlijk heeft aangemeld voor de toepassing van de MIA. Er bestaat dan ook geen recht op aftrek voor deze investeringen. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.42a

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 5 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

67

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen