X voldoet op 17 oktober 2011 € 14.107 aan BPM in verband met de registratie van een gebruikte personenauto. Na bezwaar verleent de inspecteur een teruggaaf van € 1.753 wegens strijd met art. 110 VWEU. Hierbij is € 5 aan heffingsrente vergoed en is een bezwaarkostenvergoeding toegekend van € 54,50. Niet in geschil is dat rente vergoed moet worden over de teruggave vanaf 17 oktober 2011. De hoogte van de proceskostenvergoeding (bezwaar en beroep) en de rente is nog wel in geschil. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het bezwaar niet is gericht tegen een besluit van de inspecteur, maar tegen de eigen aangifte zodat X formeel geen recht heeft op vergoeding van bezwaarkosten. Het inschakelen van een professionele gemachtigde is echter alleszins redelijk, maar de geclaimde € 1.000 is te hoog. De gemachtigde van X heeft namelijk enkele duizenden soortgelijke bezwaren ingediend. De bezwaarkosten worden in redelijkheid vastgesteld op € 253. Ten aanzien van de proceskosten in beroep wordt overwogen dat X negen samenhangende beroepen heeft lopen. De totale vergoeding voor die zaken wordt vastgesteld op € 2435 (1 punt voor het indienen van het beroep, 1 punt voor de zitting met een waarde per punt van € 487 maal 2,5 wegens het aantal samenhangende zaken). Voor de onderhavige uitspraak komt dit dus uit op € 271. De rentevoet van art. 30f lid 5 AWR (2011 en 2012) een passende rentevergoeding is, zodat de nationale regeling op dat punt niet in strijd is met het EU-recht. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 110
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 13 augustus