De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn eindigt na de uitspraak waarmee het geschil over de belastingheffing ten einde is gekomen.
X komt in bezwaar tegen een aanslag IB/PVV. De inspecteur besluit geheel tegemoet te komen aan het bezwaar om een beroepsprocedure te voorkomen. Hij kent X een bezwaarkostenvergoeding toe van € 498 op basis van wegingsfactor 1. X gaat toch in beroep en bepleit een wegingsfactor 1,5 voor de bezwaarkostenvergoeding. Hof Amsterdam oordeelt, anders dan de rechtbank, dat X recht heeft op een ISV wegens termijnoverschrijding omdat de procedure pas eindigt als over het geschil en alle daarmee samenhangende kosten is beslist.
De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn eindigt na de uitspraak waarmee het geschil over de belastingheffing ten einde is gekomen. De termijn loopt niet door wanneer de rechter nog bij afzonderlijke uitspraak moet beslissen op een verzoek tot vergoeding van immateriële schade (vgl. HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, V-N 2016/13.4, r.o. 3.3.2). Hetzelfde geldt voor andere verzoeken die niet de hoofdzaak betreffen, zoals verzoeken om vergoeding van proceskosten. Een geschil kan ook ten einde komen met een kennisgeving van de beslissing van de inspecteur, waarbij niet enkel betekenis toekomt aan de formele uitspraak op bezwaar. In dit geval is met een eerdere brief, waarin de inspecteur kenbaar heeft gemaakt aan het bezwaar van X tegemoet te komen, een einde gekomen aan de redelijke termijn. Van overschrijding van de redelijke termijn is geen sprake. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond, vernietigt de hofuitspraak en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 5 september