Hof Den Haag oordeelt na verwijzing dat zowel in bezwaar en beroep als in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden met (afgerond) een half jaar.

Belanghebbende, X, is bij beschikking van de ontvanger aansprakelijk gesteld voor door A bv verschuldigde omzetbelasting en LB/PVV. Op het tegen de vermindering van de aansprakelijkstelling door X ingestelde hoger beroep heeft Hof ‘s-Gravenhage de uitspraak van Rechtbank ‘s-Gravenhage bevestigd en de Staat (Minister van Veiligheid en Justitie) veroordeeld tot vergoeding van schade aan X. De Hoge Raad overweegt dat het hof ten onrechte heeft verzuimd de Minister van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid te stellen als partij aan het geding deel te nemen (HR 7 juni 2013, nrs. 12/03118 en 12/03119, V-N 2013/29.4).

Hof Den Haag oordeelt na verwijzing dat zowel in bezwaar en beroep als in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden met (afgerond) een half jaar. Voor de fase van hoger beroep telt het hof beide procedures bij het hof mee. De terugverwijzing naar de rechtbank ziet het hof namelijk niet als een bijzondere omstandigheid die de redelijke termijn voor berechting verlengt. Gelet op de inhoudelijke verwevenheid van de zaken 13/00525 en 13/00526 volstaat in laatstgenoemde zaak de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 16 oktober

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen