Hof Amsterdam oordeelt dat de redelijkheid en billijkheid geen rol spelen bij de WOZ-waardering.
X is een vennootschap onder firma die een tennis-, squash- en fitnesscentrum in eigendom heeft. Tot het complex behoort ook een woning. In geschil zijn de WOZ-beschikkingen 2020. X bepleit lagere WOZ-waarden en beroept zich daarbij onder meer op redelijkheid en billijkheid.
Hof Amsterdam oordeelt dat de redelijkheid en billijkheid geen rol spelen bij de WOZ-waardering. Deze beginselen kunnen geen grond opleveren om de waarde van onroerende zaken bij de uitvoering van de Wet WOZ of om aanslagen OZB lager vast te stellen. Voor zover X een beroep heeft willen doen op het bepaalde in art. 6:2 of art. 6:248 BW, geldt dat deze bepalingen uit het (civiele) verbintenissenrecht niet van overeenkomstige toepassing zijn in het belastingrecht. Het hof oordeelt verder dat de WOZ-waarden van de tennis-, squash- en fitnesscentrum volgens de gecorrigeerde vervangingswaarde niet te hoog zijn vastgesteld. X heeft een lagere bedrijfswaarde niet aannemelijk gemaakt. De WOZ-waarde van de woning, alleen te bereiken via tenniscentrum en met achterstallig onderhoud, wordt door het hof wel schattenderwijs verlaagd. Het hof verklaart het hoger beroep gegrond en kent X een proceskostenvergoeding toe op basis van een wegingsfactor van 0,5.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 9 januari