Hof Den Haag oordeelt dat de Nederlandse regelgeving betreffende BPM-betalingsmodaliteiten en het heffen van griffierecht niet in strijd is met het Unierecht.
X voldoet op aangifte BPM en gaat hier vervolgens tegen in bezwaar en beroep. In hoger beroep betoogt X dat de Nederlandse regelgeving betalingsmodaliteiten bevat die in strijd zijn met het Unierecht. X wijst op het verschil in betalingsmodaliteiten tussen vergunninghouders en niet-vergunninghouders. Vergunninghouders mogen later betalen en krijgen spontaan extra leeftijdskorting volgens X. Daarnaast stelt X dat de bewijslast voor het recht op extra leeftijdskorting bij de inspecteur ligt. Verder stelt X dat het Unierecht de lidstaten verbiedt om voorafgaand aan de behandeling en de uitspraak griffierecht te heffen.
Hof Den Haag oordeelt dat de Nederlandse regeling betreffende BPM-betalingsmodaliteiten niet in strijd is met het Unierecht. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de bewijslast voor het recht op extra leeftijdskorting bij X ligt. Ook de Nederlandse regeling voor het heffen van griffierecht is niet in strijd met het Unierecht, aangezien het de toegang tot de rechter niet uiterst moeilijk of onmogelijk maakt. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 6
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 7 februari
Informatiesoort: VN Vandaag