De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de wettelijke bepaling van art. 2:2 Awb die het voor bestuursorganen mogelijk maakt om een gemachtigde te weigeren niet in strijd is met art. 52 van het Handvest van de grondrechten van de EU.

Belanghebbende, X, is het niet eens met de beslissing van de Belastingdienst zijn gemachtigde te weigeren voor de duur van zes maanden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de wettelijke bepaling van art. 2:2 Awb die het voor bestuursorganen mogelijk maakt om een gemachtigde te weigeren niet in strijd is met art. 52 van het Handvest van de grondrechten van de EU. De weigering is een puur binnenlandse situatie die niet valt onder de werkingssfeer van het Handvest. Als het Handvest wel van toepassing zou zijn geweest, dan is de weigering volgens de afdeling evenmin in strijd met art. 47 van het Handvest. Het recht van X om zich door een gemachtigde te laten vertegenwoordigen is ondanks de weigering namelijk in tact gebleven omdat X de mogelijkheid houdt om een andere gemachtigde te kiezen. Daarbij komt dat grondrechten uit het Handvest niet absoluut zijn. De inbreuk om dit grondrecht is bij wet voorzien en de regeling van art. 2:2 Awb is niet in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Gelet op het voorgaande stemt de afdeling in met het weigeringsbesluit van de Belastingdienst. Omdat de rechtbank een fout heeft gemaakt in het dictum (gegrond in plaats van ongegrond) is het hoger beroep wel gegrond en krijgt X een proceskostenvergoeding.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 2:2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Editie: 27 mei

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen