De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat voor de beslissing op een regularisatieverzoek geldt dat sprake is van een discretionaire bevoegdheid van de SVB. De SVB mag dit verzoek dan ook afwijzen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

X werkt voor een Luxemburgse werkgever op een binnenvaartschip met een Nederlandse eigenaar. X' loon wordt in Luxemburg verloond. Wel is de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing. X dient daarom een verzoek tot regularisatie in. Ondanks het feit dat het voor Luxemburg bevoegde orgaan te kennen heeft gegeven bereid te zijn om ten gunste van X mee te werken aan een regularisatieovereenkomst, wil de SVB niet meewerken.

De Centrale Raad van Beroep (V-N 2023/47.1.4) oordeelt dat voor de beslissing op een regularisatieverzoek geldt dat sprake is van een discretionaire bevoegdheid van de SVB. De SVB mag dit verzoek dan ook afwijzen. Dat het Luxemburgse orgaan wel wil meewerken, is niet van belang. De SVB past haar discretionaire bevoegdheid om een regularisatieprocedure te starten over reeds verstreken verzekeringstijdvakken, alleen toe, als blijkt van voldoende in aanmerking te nemen bijzondere omstandigheden. Dit beleid is niet onredelijk. X gaat in cassatie, maar legt geen toereikende volmacht over. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Internationale sociale zekerheid

Editie: 14 december

Informatiesoort: VN Vandaag

107

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen