Belanghebbende, X, werkte van 11 april 2011 tot en met 23 oktober 2011 in loondienst als reisleider/assistent purser op een passagiersschip. De verzorgde riviercruises betroffen reizen van 4, 6 of 10 dagen. In zijn aangifte ib/pvv over het jaar 2011 claimt X een bedrag van € 2011 als reisaftrek en een bedrag van € 2761 aan aftrekbare giften. X beschikt niet over een openbaarvervoerverklaring, wel heeft X een reisverklaring van zijn werkgever. Bij het vaststellen van de aanslag corrigeert de inspecteur beide aftrekposten. In de bezwaarfase komt X alsnog met betalingsbewijzen van giften. De inspecteur accepteert vervolgens de giftenaftrek tot een bedrag van € 2200. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch beslist dat X geen recht heeft op een hogere giftenaftrek dan de inspecteur bij de uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Ook heeft X geen recht op reisaftrek. Het hof acht niet aannemelijk dat X binnen een tijdsbestek van 24 uren de heenreis en de terugreis heeft afgelegd wat betreft het woon-werkverkeer. De bootreizen duurden minimaal 4 dagen. Bovendien voldoet de reisverklaring van de werkgever niet aan de eisen. De verklaring vermeldt in het geheel niet het aantal dagen per week dat X met het openbaar vervoer naar het werk heeft gereisd en heeft niet betrekking op een tijdvak van twaalf maanden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel van X wordt verworpen. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 16
Wet inkomstenbelasting 2001 6.32
Wet inkomstenbelasting 2001 3.87
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 29 mei