X, die reeds een AOW-pension geniet, drijft een onderneming die zich bezighoudt met huiswerkbegeleiding. In 2018 geeft X les aan twee scholen. In verband met de onderneming geniet hij geen inkomsten. Voor de leswerkzaamheden maakt X reis- en verblijfkosten. X acht deze beroepskosten aftrekbaar, ondanks het feit dat een daartoe strekkende wettelijke bepaling ontbreekt, en beroept zich daarbij op de wetsgeschiedenis. Die laat volgens X interpretatieruimte voor aftrek van beroepskosten.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek in verband met de beroepskosten die hij heeft gemaakt als leraar. De wetsgeschiedenis biedt daarvoor niet de door X bedoelde interpretatieruimte. Volgens het hof volgt uit de door X geciteerde passages uit de wetsgeschiedenis juist dat er geen enkele ruimte is om de door hem geclaimde kosten als beroepskosten in aftrek te brengen op het inkomen uit dienstbetrekking. Verder verwerpt het hof het beroep van X op de artiestenregeling. Het hof volgt X namelijk niet in zijn stelling dat hij als ‘ambulant docent’ is aan te merken als artiest. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.80
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 6 januari