Belanghebbende, X bv, maakt onderdeel uit van het wereldwijde X-concern, een aan de beurs genoteerde financiële dienstverlener/adviseur. X bv is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid met diverse vennootschappen. In de jaren 2007 - 2010 worden diverse vennootschappen aangekocht en verkocht door het X-concern, waarbij diverse geldstromen plaatsvinden. In geschil is uiteindelijk de aftrekbaarheid van rente op een lening van € 482 mln die US Inc., de moedermaatschappij van X bv, aan X bv heeft verstrekt. Deze lening is eind 2010 omgezet in twee leningen van € 191 mln en € 291 mln, die door Luxco, een tot het X-concern behorende Luxemburgse financieringsmaatschappij, zijn verstrekt aan twee dochters van X bv. De op deze leningen verschuldigde rente valt volgens de inspecteur onder de aftrekbeperking van art. 10a Wet VPB 1969.
Hof Den Haag oordeelt dat X bv de rente in aftrek kan brengen. X bv maakt namelijk aannemelijk dat de verschuldigde rente materieel verschuldigd is aan derden. Er is dan ook voldaan aan de tegenbewijsregeling van art. 10a lid 3 onderdeel a Wet VPB 1969. Het hof stelt daarbij vast dat de voorwaarden van de groepsleningen, op enkele ondergeschikte punten na, gelijk zijn aan de voorwaarden van de door Luxco uitgegeven externe obligatielening. Er is dan sprake van voldoende parallellie tussen de groepsleningen en de externe financiering daarvan. Het gelijk is aan X bv.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 21 november