Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat sprake is van een contractuele annuïtaire aflossingsverplichting voor de lening, waardoor de renteaftrek terecht is geweigerd. De rechtbank benadrukt het belang van een schriftelijke vastlegging van de aflossingsverplichting bij het aangaan van de lening.
X heeft in 2016 een woning gekocht en hiervoor een lening van € 1.219.000 afgesloten met een bedrijf. Er is geen aflossing of rentebetaling gedaan in 2016. In 2017 is correspondentie geweest over het formaliseren van de lening met een annuïtair aflossingsschema, maar de uiteindelijke schriftelijke overeenkomst in 2018 bevatte geen dergelijke verplichting. X heeft in 2017 een bedrag overgemaakt naar de leningverstrekker, maar dit was niet voorzien van een duidelijke omschrijving. De inspecteur heeft de renteaftrek geweigerd omdat de lening niet voldeed aan de eisen van een eigenwoningschuld volgens artikel 3.119a van de Wet IB 2001.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet slaagt in het bewijzen van het bestaan van een contractuele annuïtaire aflossingsverplichting bij het aangaan van de lening. De rechtbank stelt dat de vereiste aflossingsverplichtingen schriftelijk moeten zijn vastgelegd bij het aangaan van de lening. De e-mails en het addendum die later zijn opgesteld, kunnen niet met terugwerkende kracht een dergelijke verplichting creëren. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht de renteaftrek heeft geweigerd en verklaart het beroep ongegrond.
Lees ook het thema Eigenwoningregeling.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.119g
Wet inkomstenbelasting 2001 3.119c
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 3.119a
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 19 november
Informatiesoort: VN Vandaag