Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X recht heeft op een hogere rente. Deze moet worden berekend op de wijze die de Invorderingswet 1990 bepaalt, zij het met het DNB-percentage van 4,91. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn volgt een immateriële schadevergoeding van € 3000.
X krijgt een ambtshalve BPM-teruggaaf van € 616 met € 70 rente. De rente is berekend over 23 oktober 2014 (datum voldoening) tot en met 23 augustus 2017. X tekent bezwaar aan tegen de rentebeschikking, maar verschijnt steeds niet op de geplande hoorzittingen hierover.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X recht heeft op een hogere rente (zie HR 28 januari 2022, 21/00331, V-N 2022/8.17). Deze moet door de ontvanger worden berekend op de wijze die de Invorderingswet 1990 bepaalt, zij het met het DNB-percentage van 4,91 in de maand van de voldoening en met handhaving van de overige elementen waarop de beschikking is gebaseerd. Daarnaast kan X aanspraak maken op vergoeding van het renteverlies over de aanvankelijk te weinig ontvangen rente. Het beroep van X is gegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X voorts een immateriële schadevergoeding van € 3000.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 30
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 28c
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 9 augustus