Het Gemeenschappelijk Hof oordeelt dat het renteloos uitlenen van geld niet valt onder de term beleggen in de zin van de LWB. X voldoet dan niet aan de vereisten om als een AVV te worden aangemerkt.
De in Brazilië wonende M is de aandeelhoudster van belanghebbende, X, een Aruba Vrijgestelde Vennootschap (AVV). X heeft sinds 2008 een r.c.-vordering van USD 250.000 op M, die oploopt naar USD 700.000 eind 2012. Ter zake van de r.c.-vordering brengt X geen rente in rekening. Verder zijn geen zekerheden gesteld en is geen aflossingsschema afgesproken. Omdat de inspecteur van mening is dat de r.c.-vordering niet kwalificeert als het ‘beleggen van vermogen’ in de zin van art. 1 Landsbesluit aanwijzing vrijgestelde activiteiten, is de winst van X niet vrijgesteld op grond van art. 2 onderdeel c Landsverordening winstbelasting (LWB). In geschil is of X in 2012 kwalificeert als AVV.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba oordeelt dat het renteloos uitlenen van geld niet valt onder de term beleggen in de zin van de LWB, omdat in die situatie geen waardestijging of rendement is te verwachten. Van een zodanig beleggen is namelijk alleen sprake als het bezit van het vermogensbestanddeel slechts gericht is op het verkrijgen van de waardestijging en het rendement dat bij normaal vermogensbeheer mag worden verwacht. Het Gemeenschappelijk Hof stelt verder vast dat ook niet wordt voldaan aan de voorwaarden van een beleidsregel, zodat de inspecteur terecht heeft vastgesteld dat X niet langer voldoet aan de vereisten om als een AVV te worden aangemerkt. Het gelijk is aan de inspecteur.