Belanghebbende, X bv, leent € 300.000 aan Y, haar dga, voor de financiering van de eigen woning. Y werkt als bestuurder in loondienst van X bv. De lening is te kwalificeren als een personeelslening. X bv en Y zijn ter zake van de lening overeengekomen dat Y geen rente hoeft te betalen, zolang er een actieve arbeidsverhouding is tussen X bv en Y. X bv waardeert de lening in 2011 af met € 159.173. Volgens X bv moet de lening namelijk op de contante waarde worden gewaardeerd.
Hof Den Haag oordeelt dat X bv de lening niet op de contante waarde mag waarderen. Volgens het hof maakt de lening namelijk onderdeel uit van het arbeidsvoorwaardenpakket van Y, en heeft X bv tegenover het renteloos verschaffen van de lening een doorlopende tegenprestatie bedongen, waarbij Y in plaats van rente te betalen, arbeid dient te verrichten. De hoofdregel, dat een tot het ondernemingsvermogen behorende renteloze vordering op de contante waarde moet worden gewaardeerd, is volgens het hof dan niet van toepassing. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 28 juli