Hof Amsterdam overweegt in navolging van de rechtbank dat de reservering voor de toekomstige aanschaf of reparatie van instrumentarium niet aftrekbaar is.

X verleent eerstelijns gezondheidszorg in asielzoekerscentra. Zij verricht haar werk in door [derden] ter beschikking gestelde praktijkruimten. De resultaten worden door X als winst uit onderneming aangegeven. In geschil is de aanslag ib/pvv over het jaar 2008. Volgens X mag zij 20% van de omzet ten laste van haar winst brengen als reservering ter zake van aanschaf of reparatie van instrumentarium. Ook claimt X aftrek van kosten van levensonderhoud voor haar vier kinderen. De inspecteur weigert deze aftrekposten. Rechtbank Noord-Holland beslist op het beroep van X dat noch in de wet, noch in de jurisprudentie aanknopingspunten te vinden zijn dat reserveringen voor de toekomstige aanschaf van bedrijfsmiddelen al ten laste van de winst in daaraan voorafgaande jaren mogen worden gebracht. Volgens de rechtbank heeft X niet aannemelijk gemaakt dat haar volwassen kinderen niet in staat waren in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Ook wordt het verzoek van X verworpen om haar fiscale positie niet alleen naar de letter van de wet te beoordelen, maar ook naar de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank is niet bevoegd om op grond van de redelijkheid en billijkheid een juist wetstoepassing achterwege te laten. Hof Amsterdam bevestigt in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank. Het hof voegt daaraan nog toe dat hetgeen X heeft opgemerkt omtrent haar benarde financiële positie in het jaar 2014 geen betekenis heeft voor dit geschil. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.13

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 6 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen