Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat niet aannemelijk is gemaakt dat C contractspartij was bij het pelcontract. Het resultaat uit de exploitatie van het pelcontract moet als ROW bij X in de heffing worden betrokken.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in X bv. X bv drijft een garnalenhandel. De garnalen die X bv koopt, laat zij pellen in een pelstation in Marokko, genaamd A. De helft van de aandelen in A is in handen van Q, de broer van X. Er is een pelcontract gesloten met B bv, een van de kopers van de gepelde garnalen. Eind 2006 richten X en Q een Marokkaanse vennootschap op: C. In geschil is of het positieve resultaat uit het pelcontract in Nederland of Marokko belastbaar is. Vervolgens is in geschil of het resultaat bij X of bij X bv belastbaar is.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat niet aannemelijk is gemaakt dat C contractspartij was bij het pelcontract. Volgens het hof maken X en X bv niet aannemelijk dat zij C als meester hebben aangewezen. Vervolgens leidt de rechtbank uit de gang van zaken af dat X en Q als contractspartij bij het pelcontract hebben te gelden. De rechtbank overweegt daarbij dat de pellerij vanuit Nederland werd bestuurd en gecontroleerd. De vergoeding uit de exploitatie van het pelcontract moet volgens de rechtbank dan als ROW bij X in de heffing worden betrokken.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 23 april

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen