De Hoge Raad oordeelt dat X de ingehouden Cypriotische socialeverzekeringspremies niet kan verrekenen met de in Nederland verschuldigde PVV. Dit is in strijd met art. 16 en art. 73 lid 2 EG-Verordening 987/2009 en art. 9.2 Wet IB 2001.

X is Rijnvarende. Zijn Cypriotische werkgever houdt over de periode 1 maart 2013-31 juli 2013 Cypriotische socialeverzekeringspremies in op het loon van X. Volgens de door de SVB afgegeven A1-verklaring is X in 2013 verzekerings- en premieplichtig in Nederland. Bij het vaststellen van de IB-aanslag 2013 verleent de inspecteur de door X gevraagde PVV-vrijstelling over die periode dan ook niet. Hof ’s-Hertogenbosch staat verrekening van de Cypriotische socialeverzekeringspremies toe. De staatssecretaris gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat X de ingehouden Cypriotische socialeverzekeringspremies niet kan verrekenen met de in Nederland verschuldigde PVV. Dit is in strijd met art. 16 en art. 73 lid 2 EG-Verordening 987/2009 en art. 9.2 Wet IB 2001. Hierbij wordt verwezen naar het arrest van 10 juli 2020 (nr. 19/04564, V-N 2020/34.7). Het gelijk is aan de staatssecretaris.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 9.2

Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 73

Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hoge Raad

Editie: 8 februari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen