Rechtbank Gelderland oordeelt dat X ook recht heeft op PVV-vrijstelling voor de periode dat hij voor de Luxemburgse werkgever heeft gewerkt. X maakt namelijk aannemelijk dat de onderneming die het schip exploiteert niet in Nederland is gevestigd.

Belanghebbende, X, is Rijnvarende. In 2013 werkt hij achtereenvolgens voor een Luxemburgse, Cypriotische en Liechtensteinse werkgever. Volgens X heeft hij recht op een PVV-vrijstelling. In 2016 wijst de inspecteur het bezwaar van X af. In 2017 verzoekt X de inspecteur om de definitieve aanslag te herzien en om vrijstelling van PVV te verlenen. Hiertoe overlegt hij een Liechtensteinse A1-verklaring en een huurovereenkomst waaruit blijkt dat, ondanks de andere vermelding op de Rijnvaartverklaring, de feitelijke exploitatie niet door het Nederlandse bedrijf X wordt gedaan, maar door het in Luxemburg gevestigde D S.A. De inspecteur verleent vervolgens een PVV-vrijstelling voor de periode dat X voor de Liechtensteinse werkgever heeft gewerkt.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X ook recht heeft op PVV-vrijstelling voor de periode dat hij voor de Luxemburgse werkgever heeft gewerkt. X maakt namelijk, met de door hem overgelegde huurovereenkomst, aannemelijk dat de onderneming die het schip exploiteert niet in Nederland is gevestigd. Dat er op de Rijnvaartverklaring een andere exploitant wordt vermeld, acht de rechtbank niet van belang. Ten aanzien van de Cypriotische periode stelt de rechtbank vast dat X niet aannemelijk maakt dat hij niet een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in deze periode in Nederland heeft verricht.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 5 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen