Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur Rijnvarende X in 2016 terecht verzekerd heeft geacht voor de volksverzekeringen en in de PVV heeft betrokken. De inspecteur en de belastingrechter zijn gebonden aan de door SVB afgegeven geldige A1-verklaring. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X verricht als Rijnvarende werkzaamheden voor het Liechtensteinse A AG. De SVB geeft een A1-verklaring af waarin de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op X van toepassing wordt verklaard. In zijn IB-aangifte 2016 verzoekt X om PVV-vrijstelling. De inspecteur verleent de vrijstelling niet.
Hof Den Haag (V-N 2022/10.1.2) oordeelt dat de inspecteur Rijnvarende X in 2016 terecht verzekerd heeft geacht voor de volksverzekeringen en in de PVV heeft betrokken. Nu de door SVB afgegeven A1-verklaring niet is ingetrokken of ongeldig is verklaard, zijn de inspecteur en de belastingrechter daaraan gebonden. Art. 73 Toepassingsverordening kan geen grond vormen voor de inspecteur om in de IB-aangifte verrekening van premies toe te staan. De A1-verklaring staat namelijk definitief vast, zo volgt uit CRvB 28 augustus 2019, 18/3416. Verder zijn de Liechtensteinse premies ook niet aftrekbaar op grond van art. 3.16 lid 9 Wet IB 2001 en evenmin te verrekenen met de Nederlandse IB. Wel is de werkkostenregeling van art. 3.84 lid 2 Wet IB 2001 van toepassing. Het hof kent aan X een vrijstelling toe van € 179 en een proceskostenvergoeding van € 2509. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.84
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Premieheffing
Editie: 31 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag