Hof Amsterdam oordeelt dat Rijnvarende X voor de periode 1 januari 2013 - 31 december 2013 voor de sociale zekerheidswetgeving verplicht verzekerd is in Nederland. Het hof is namelijk gebonden aan de door de Svb afgegeven A1-verklaring van 20 maart 2018. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X werkt als Rijnvarende. In 2013 en 2014 werkt hij voor een Cypriotische werkgever (P). Op 24 juni 2014 geeft de Svb een A1-verklaring af. Hierin wordt de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing verklaard op X over de periode 1 januari 2013 - 31 december 2014 voor het dienstverband tussen X en P. Op 20 maart 2018 geeft de Svb een nieuwe A1-verklaring af. Hierin wordt bepaald dat X voor de periode 1 januari 2013 - 28 februari 2014 voor de sociale zekerheidswetgeving verplicht verzekerd is in Nederland. X verzoekt in zijn IB-aangifte 2013 om PVV-vrijstelling.
Hof Amsterdam (V-N 2020/33.1.3) oordeelt dat Rijnvarende X voor de periode 1 januari 2013 - 31 december 2013 voor de sociale zekerheidswetgeving verplicht verzekerd is in Nederland. Het hof merkt daarbij op, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2018, nr. 18/01619 (V-N 2018/53.10), dat het gebonden is aan de door de Svb afgegeven A1-verklaring van 20 maart 2018. X komt niet in aanmerking voor vrijstelling van premieplicht in Nederland.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing, Sociale zekerheid algemeen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 3 februari