Volgens Hof Den Haag is Rijnvarende X premieplichtig in Nederland. Het schip waarop X zijn beroepsarbeid verricht, behoort tot een in Nederland gevestigde onderneming.

Belanghebbende, Nederlander X, woont in het jaar 2010 in Nederland. In dat jaar is X werkzaam aan boord van het schip dat eigendom is van A bv. X staat dat jaar op de loonlijst van de in Luxemburg gevestigde B. Op de op 10 augustus 2007 afgegeven Rijnvaartverklaring is A bv als eigenaar en B als exploitant van het schip vermeld. Op 24 juli 2009 is de Rijnvaartverklaring ingetrokken. Het schip is in het jaar 2010 voorzien van het certificaat als bedoeld in artikel 22 van de herziene Rijnvaartakte. X verzoekt in zijn aangifte ib/pvv voor het jaar 2010 voor het gehele jaar om vrijstelling voor premie volksverzekeringen. De inspecteur verleent deze vrijstelling echter niet. X gaat in beroep tegen de aanslag ib/pvv over dat jaar. Volgens Rechtbank Den Haag is X zowel op grond van art. 1, aanhef en letter m, van het Verdrag betreffende de Sociale Zekerheid van Rijnvarenden als volgens de "Overeenkomst krachtens artikel 16, eerste lid, van de verordening (EG) 883/2004 betreffende de vaststelling van de op Rijnvarenden toepasselijke wetgeving 883/2004" als Rijnvarende aan te merken. Het schip waarop X zijn beroepsarbeid verricht behoort tot een in Nederland gevestigde onderneming. X is in Nederland verzekerd en premieplichtig voor de volksverzekeringen. Het beroep is ongegrond. X gaat in hoger beroep.

Volgens Hof Den Haag heeft X niet aannemelijk gemaakt dat het schip door een niet in Nederland gevestigde onderneming geëxploiteerd wordt. De per 1 mei 2010 van toepassing geworden Vo. 883/2004 en de Overeenkomst leiden in het geval van X niet tot een belastingheffing die in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat niet B maar A bv het schip exploiteerde, aldus het hof. X is in Nederland verzekerd voor de volksverzekeringen. Indien van X ook door Luxemburg premies sociale verzekeringen zijn geheven, is dat ten onrechte geschied en dient X zich tot de Luxemburgse autoriteiten te wenden om die heffing ongedaan te maken. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet financiering sociale verzekeringen 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 23 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen