Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Roemenië in strijd met het EU-recht handelt door een bronheffing in te houden op de vergoeding die Cartrans betaalt aan FDE voor het terugvorderen van BTW in diverse EU-lidstaten
Het Roemeense Cartrans Preda SRL verricht goederenvervoer over de weg. Cartrans sluit een overeenkomst met het Deense FDE Holding A/S waarbij zij FDE machtigt om namens haar te verzoeken om BTW-teruggaaf met betrekking tot de brandstof die zij inkoopt in verschillende EU-lidstaten. FDE verkrijgt als vergoeding een percentage van de in elk land teruggegeven BTW. De Roemeense Belastingdienst merkt deze vergoedingen aan als ‘commissie’ waarop Cartrans een bronheffing moet inhouden. Cartrans is het daar niet mee eens en stelt dat de vergoedingen moeten worden aangemerkt als tegenprestatie voor diensten in de zin van het Roemeens - Deens Belastingverdrag. Volgens Cartrans is er sprake van een verschil in behandeling dat het vrij verrichten van diensten binnen de EU beperkt. Zij hoeft namelijk geen bronheffing in te houden op de vergoeding die zij betaalt aan een Roemeense onderneming die soortgelijke diensten verricht. De Roemeense rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Roemenië in strijd met het EU-recht handelt, uitzonderingen daargelaten, door een bronheffing in te houden op de vergoeding die Cartrans betaalt aan FDE voor het terugvorderen van BTW in diverse EU-lidstaten. Het terugvorderen van de BTW vormt namelijk een dienst in de zin van art. 57 VWEU. Het is in strijd met het EU-recht dat een bronheffing wordt ingehouden op aan niet-ingezeten betaalde vergoedingen terwijl dit niet gebeurt bij ingezeten dienstverrichters. Het vrij verrichten van diensten wordt hierdoor beperkt
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 57
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 56
Rubriek: Europees belastingrecht
Editie: 8 september
Informatiesoort: VN Vandaag
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie