A-G IJzerman is van mening dat de inspecteur de discretionaire bevoegdheid heeft om niet de strikte standaardregeling van het Kaderbesluit toe te passen. Er moet worden voldaan aan het evenredigheidsbeginsel en de inspecteur moet daartoe een belangenafweging maken.
X bv exploiteert een autoleasebedrijf. Haar klanten zijn onder meer taxibedrijven en de politie. Voor een groot aantal auto's is verzuimd om de betreffende MRB-vrijstellingen te claimen. In geschil is of die alsnog met ruime terugwerkende kracht – vanaf de datum van ingebruikneming – kunnen worden toegepast. De vrijstellingen zijn, conform het Kaderbesluit MRB (V-N 2014/14.17), door de inspecteur pas toegekend met ingang van het begin van het tijdvak waarin de verzoeken zijn binnengekomen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is niet duidelijk waarom een consistente toepassing van het Kaderbesluit zwaarder zou moeten wegen dan het grote financiële belang van X bv. De vrijstellingen worden alsnog conform het standpunt van X bv verleend. Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.
A-G IJzerman is van mening dat de inspecteur de discretionaire bevoegdheid heeft om niet de standaardregeling van het Kaderbesluit toe te passen. Er moet worden voldaan aan het evenredigheidsbeginsel. De voor X bv nadelige gevolgen van de beschikkingen mogen niet onevenredig zwaar zijn in verhouding tot de (beleids)doelen. Tegenover de materieel juiste MRB-heffing en het grote financiële belang van X bv zijn onvoldoende beleidsmatig te dienen doelen aangedragen. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep van de staatssecretaris.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 3:4
Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 27
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 72
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 26 juli