X en haar ex-echtgenoot sluiten in 2011 een echtscheidingsconvenant. Hoewel hierin geen afspraak over alimentatie staat, ontvangt X kort daarop circa € 1.000.000 op een Zwitserse bankrekening. In augustus 2015 heft X deze rekening op, waarna het saldo wordt overgeboekt naar een rekening in Singapore die op naam staat van haar huidige echtgenoot. Na een renseignement uit Zwitserland start de FIOD een onderzoek naar de herkomst van de storting in 2011. Zo zijn in 2018 huiszoekingen bij X gedaan en is bij haar oude belastingadviseur administratie in beslag genomen. Volgens die adviseur houdt de storting verband met de verkoop van aan X toebedeelde kunst en antiek.
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat uit analyse en vergelijking van taxatierapporten uit 2005 en 2012 met de tijdens de doorzoekingen in 2018 aanwezige kunst en antiek blijkt dat het niet aannemelijk is dat destijds voor € 1.000.000 aan kunst en antiek is verkocht. De storting houdt kennelijk verband met de afwikkeling van de echtscheiding, zodat die door X in 2011 als inkomen in box I aangegeven had moeten worden en in de latere jaren als vermogen in box 3. X gaf in box 3 wel steeds een Spaanse bankrekening op. X heeft dus opzettelijk het Zwitserse saldo verzwegen. X heeft een blanco strafblad en de redelijke termijn is overschreden, zodat wordt volstaan met een voorwaardelijke celstraf van vier maanden, een taakstraf van 160 uren en een boete van € 200.000 (of 365 dagen hechtenis).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 69
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Strafrecht
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Editie: 6 december