X heeft in 1991 een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule afgesloten waarvan de premie f 15.000 (€ 6807) bedroeg. In 2006 vindt er een uitkering ineens plaats van € 21.356. In geschil is of X in 1991 heeft verzuimd de premie ten laste van haar inkomen te brengen, en zo ja, of zij op grond van de resolutie van 29 juni 1990, nr. 90/3579, BNB 1990/341, de verzuimde premieaftrek in aanmerking mag nemen bij het bepalen van het inkomen uit kapitaalverzekering met lijfrenteclausule in 2007.

Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat X heeft aangetoond dat hij in 1991 heeft verzuimd de premie van de lijfrente in aftrek te brengen op zijn inkomen. X heeft dit aannemelijk gemaakt door te wijzen op het gelijkmatige verloop van haar onzuivere inkomen gedurende de jaren 1991 t/m 1994. Het hof verwerpt de stelling van de inspecteur dat van de belastingplichtige een zwaardere vorm van bewijs wordt verlangd, gelet op het gebruik van het woord ‘aantonen'. Het hof overweegt dat de AWR slechts twee smaken kent: ‘aannemelijk maken' als lichte vorm van bewijs en ‘blijken' als zwaardere vorm. In dit geval zijn er geen aanwijzingen dat de staatssecretaris in de resolutie de zwaardere vorm van bewijs verlangt. Nu de inspecteur erkent dat de verzuimde aftrekpost niet te wijten is aan opzet of grove schuld en verder vaststaat dat het verzuim niet kan worden gecorrigeerd via een ambtshalve vermindering van de aanslag 1991, kan X de lijfrentepremie van f 15.000 (€ 6807) in mindering brengen op de ontvangen uitkering.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.100